DE RELIGIE VAN DE ISLĀM

 

EEN BREEDVOERIGE VERHANDELING VAN, DE BRONNEN, BEGINSELEN, WETTEN EN VOORSCHRIFTEN VAN DE ISLĀM.

 

DOOR : MAULANA MUHAMMAD ALI M.A., LL.B.

 

Schrijver van een Engelse Vertaling van de

Heilige Qoer-ān met Commentaar en tekst,

een Engelse Vertaling met Aantekeningen

"Mohammad the Prophet", "Early Caliphate"

The Religion", een Urdoe-Commentaar van de

Heilige Qoer-ān enz.

 

IN HET NEDERLANDS VERTAALD DOOR

 

SOEDEWO

 

Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islām LAHORE-7 (Pakistan)

 

VOORREDE

 

Er is wellicht geen beter commentaar op de heersende lethargie der Moeslims tegenover de Islām dan het feit, dat niet-Moeslims bijdrage tot de Islamitische godsdienstige literatuur in het Engels verreweg groter zijn dan de Moeslims. Wel is waar geeft deze literatuur een verwrongen beeld van de Islām, maar zelfs hier valt de Moeslim meer te laken dan de niet-Moeslim, want het is zijn plicht om de rechte soort van stof aan een wereld voor te leggen, welker dorst naar kennis onverzadelijk is. Maar wat men ook moge zeggen omtrent de oppervlakkigheid van een gedeelte dezer literatuur en de schadelijke strekking van een ander gedeelte, toch kan het niet worden ontkend, dat Europa een zeer waardevolle bijdrage heeft gedaan tot het wetenschappelijk onderzoek in verband met de religie van de Islām en de geschiedenis der Moeslims. De Moeslims vestigen ook hun aandacht op het voortbrengen van godsdienstige literatuur in het Engels, maar de poging is vooralsnog zeer zwak, meer gericht op het spreken tot de markt dan op de ernstige pogingen, die ingespannen arbeid en kritisch doorzicht vereisen.

"The Religion of Islām" is de naam van een boek, geschreven door Rev. F. A. Klein en uitgegeven in 1906. Door de welwillendheid van een vriend kwam dat boek mij in het jaar 1928 in handen. Hij had het met leedwezen gelezen, zei hij, wegens het verwrongen beeld van de Islām, dat het bevatte, en hij gaf mij in overweging, een omvangrijk werk te schrijven, dat een getrouw beeld van de Islām bevatte en zijn leerstellingen in bijzonderheden behandelde. Meer dan twintig jaren hierover en juist omstreeks de tijd, toen dat boek te Londen was uitgegeven – om precies te zijn, op de 13de Februari 1907 – droeg de Stichter der Ahmaddiyya-beweging, Hadjrat Mirzā Ghulām Ahmad van Qādiān, mij op een Engels boek te schrijven, dat alles moest bevatten wat een Moeslim of een niet- Moeslim nodig moest weten en dat noodzakelijk was om een getrouw beeld te geven van de religie, die ten zeerste verkeerd werd voorgesteld. De velerlei plichten, die ik als President van de Ahmaddiyya Anjuman Isha’at Islām had te vervullen, waren een grote hinderpaal, maar de roepstem van de plicht overwon deze moeilijkheden, en ik zette mij, na Klein’s boek te hebben doorgelezen, onmiddellijk aan het werk, en het boekwerk is nu onder dezelfde titel uitgegeven.

Ware ik in staat geweest om mij geheel aan deze taak te wijden, dan zou het niet meer dan drie jaren hebben gekost. Maar zeven jaren zijn verstreken en nog ben ik niet overtuigd, dat het boek zo volledig een beeld is, als ik mij het had gewenst. Ik heb uit een zeker oogpunt het geluk gehad, tot de litteraire werkzaamheden van de Islām bij te dragen en het hoofd te zijn ener vereniging, die ten doel heeft de Islām te propageren, daar de twee werken in zo nauw verband met elkaar staan; maar uit een ander oogpunt is het een ongeluk, aangezien elk van deze werken volkomen toewijding aan zich vereist, met uitsluiting van het andere. Ik nam het werk van de schrijver telkens weer te hand, te midden van vele plichten, die ik als hoofd van een pas ongerichte vereniging had te vervullen, maar steeds om weder geroepen te worden tot de een of andere taak, die de drang van het ogenblik aan mij opdrong. De concentratie op één doel eens schrijvers is mij niet te beurt gevallen en ik moet toegeven, dat het werk door dit nadeel misschien enigszins geleden heeft.

Er is nog een andere omstandigheid, die wellicht afbreuk doet aan de waarde van het boek. In Maart 1935 werd ik nogal ernstig ziek en mijn geneeskundige adviseurs schreven mij volmaakte rust gedurende enige tijd voor. Zelfs na het herstel werd mij aangeraden, van hard werken af te zien – een voorschrift, dat ik, eerlijk gezegd, niet heb kunnen nakomen, daar de uitgave niet langer kon worden uitgesteld. Zo moest ik het werk wel verhaasten, en wat meer is, ik moest twee hoofdstukken, die ik mij oorspronkelijk voornam op te nemen, prijsgeven. * Bovendien zijn de laatste hoofdstukken niet zo grondig behandeld, als ik mij het had gewenst. Ik hoop slechts, dat deze en andere tekortkomingen uit de weg zullen worden geruimd, indien het mij gegeven is de tweede druk uit te geven.

Zoals ik in de inleiding bij dit boek heb aangetoond, de Islām is een religie, die niet alleen handelt over de manieren van devotie en de middelen waardoor men gemeenschap kan hebben met Allāh, maar ook over een grote verscheidenheid van problemen betreffende de wereld rondom ons en vraagstukken die betrekking hebben op het maatschappelijke en staatsburgerlijke leven van de mens. In een verhandeling, die ten doel heeft een getrouw beeld van de Islām te geven, was het niet allen noodzakelijk, al de wetten en regelingen van het stelsel te bespreken, maar ook het volle licht te werpen op de beginselen, waarop het berust, en zelfs op de bronnen, waaraan zijn leerstellingen, beginselen en wetten zijn ontleend. Daarom heb ik dit boek in drie delen ingedeeld. Het eerste deel handelt over de bronnen, waaraan de leerstellingen van de Islām zijn ontleend en die kunnen om de Moeslims wereld in haar tegenwoordige en toekomstige behoeften te leiden; het tweede over het geloof des Islām of de grondleerstukken der religie; terwijl het derde de wetten en regelingen van de Islām behandelt, die niet alleen de huiselijke, maatschappelijke en internationale betrekkingen van de Moeslim regelen, maar ook zijn betrekkingen tot Allāh, welke de drijfkracht zijn van de ontwikkeling van zijn vermogens. Er is een inleiding bijgevoegd, handelende over enige algemene vraagstukken betreffende de religie en de religie van de Islām in het bijzonder.

Een werk van deze aard zou niet veel gewicht in de schaal hebben gelegd, indien het geen volledige verwijzingen naar oorspronkelijke gezaghebbende bronnen geeft, en dat heeft het werk omstandig gemaakt, want het bevat meer dan 2500 verwijzingen en aanhalingen. De Heilige Qoer-ān, als de oorspronkelijke bron, waarop alle beginselen en wetten van de Islām berusten, neemt op deze lijst de eerste plaats in en daarop volgt Buc, het meest geloofwaardige boek over de Hadîth. Op deze twee gezaghebbende bronnen is dit werk voornamelijk gegrond, maar behalve dat heb ik, waar nodig, ook andere bronnen ruimschoots aangehaald en daarnaar verwezen. Ik ben mij bewust van de vele gebreken, die het boek moet bevatten, maar ik verzoek om de inschikkelijkheid van de lezer en zal mij dankbaar gevoelen voor het wijzen op welke tekortkomingen of vergissingen ook en mijn best doen om ze in de tweede druk te verbeteren. Rabba-nā taqabbal minnā, inna-ka ant al-Samî’ al- Alîm.

Tenslotte wens ik mijn dank uit te spreken aan de Weledelachtbare Heer Chaudhri Sir Sjahab al-Dîn, President van de Wetgevende Vergadering in Pundjab, die de bovenbedoelde vriend is en die mij, behalve dat hij mijn aandacht heeft gevestigd op de noodzakelijkheid van zulk een boek, met waardevolle wenken heeft geholpen. Ik ben ook dank verschuldigd aan Dr. K. D. Saggu, M.A., D.C.L., M.R.A.S., jurist, die het algemene register en het register van Arabische woorden en uitdrukkingen heeft gemaakt.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

* De Zedenleer van de Islām en De Moeslims Staat.

MUHAMMAD Ali M.A., LL.B.

 

President

 

Ahmaddiyya Anjuman Isha’at Islām Lahore

 

LAHORE.

Ahmaddiyya Buildings,

21 November 1935

 

TRANSCRIPTIE

 

In dit boek heb ik de nieuwste, door Europees Oriëntalisten erkende regels der transcriptie toegepast met zeer geringe afwijkingen *, zoals onder verklaard; maar geen transcriptie kan de vocale verschillen van twee talen precies aanduiden, en de Latijnse karakters, waarmee Arabische woorden en uitdrukkingen gespeld zijn, geven de klank van het origineel slechts bij benadering weer. Behalve dat de karakters ener taal de juiste uitspraak van een andere niet kunnen aanduiden, komt bij het in Latijnse karakters overbrengen van Arabische woorden nog deze moeilijkheid, dat in zekere verbindingen de uitspraak niet de geschreven karakters volgt. Zo spreekt men al-Rahmān uit: ar-Rahmān; de l smelt met de volgende consonant r samen. Tot deze categorie behoren al de letters, die bekend staan onder de naam van al-hoeroef al-sjamsiyya (letterlijk. Zonneletters) ; dat zijn de volgende letters:

Tā, thā, dāl, dhāl, rā, zā, sīn, sjîn, sād, dād, tā, zā, lām, noen (dentalen, spiranten en glijders). Staat er voor een woord, dat met een van deze letters begint, al (aanduidende het lidwoord van bepaaldheid), dan wordt de lam niet uitgesproken en worden beide consonanten tot één, zodat we regressieve, volledige assimilatie hebben. Bij alle andere letters word al volledig uitgesproken. Dit aan elkaar gelijk worden van op elkaar volgende spraakklanken komt ook in zekere andere gevallen voor, waarvoor men een Arabische spraakkunst raadplege. Ik heb de geschreven vorm gevolgd, maar bij de transcriptie van de adhān en het gebedsreciet heb ik ten gerieve van de leken onder de lezers de uitspraak gevolgd; dus bijv. ar-Rahmān, in plaats van al-Rahmān, en zo verder.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

* In dit boek moesten we om typografische redenen van de door de schrijver gebezigde wetenschappelijke transcriptie afwijken en hebben we bij de met twee letters weergegeven Arabische consonanten de streep onder de letter in de transcriptie weggelaten en j, kh, sh, dz en k respectievelijk vervangen door dj, ch, sj, de en q. – Vert.

LIJST DER GERAADPLEEGDE BRONNEN EN HAAR AFKORTINGEN

 

De Heilige Qoer-ān. – Alle verwijzingen zonder vermelding van naam hebben betrekking op het Heilige Boek: het eerste cijfer duidt het nummer van het hoofdstuk aan en het tweede het nummer van het vers.

 

AA. Muhammadan Law, door Amîr ‘Alî.

 

‘Abd al- ‘Azîz, ‘Udjāla Nāfi‘a.

Sjāh, van Delhi

 

AD. *) … Sunan van Abü Dawüd.

 

AH. Tafsîr al-Bahr al-Muhît, door Abü Abd-Allāh Muhammad ibn

Yüsuf, gewoonlijk bekend als Abü Hayyaan, volgens de editie

uitgegeven door de Sa‘āda drukkerij, Cairo, 4 dln.

 

Ah. Musnad van al-Imām Ahmad ibn Muhammad ibn Hanbal, volgens

de editie gedrukt bij al-Maimana drukkerij, Cairo, 6 dln, 1306 n.H.

 

Ai. ‘Umdat al-Qārî, door Badr al-Dîn Mahmüd ibn Ahmad, al ‘Aini, Hanafî,

volgens de editie gedrukt bij al- ‘Amira drukkerij, Cairo

 

AM-AD. … ‘Aun al-Ma‘büd ‘alā Sunnani Abī Dawüd, door Abü ‘Abd al-Rahmān

Sjarf al-Haq, gewoonlijk bekend als Muhammad Asjraf, volgens de editie

gedrukt bij de Ansarî drukkerij, Delhi, 4 dln., 1318 n.H.

 

Amîr ‘Alî The Spirit of Islām, uitgegeven door S. K. Lahirî & Co., Calcutta, 1902 A.D.

 

A.R. The Principles of the Muhammadan Jurisprudence, door (Sir) ‘Abd al-Rahiem,

gedrukt bij de S. P. C. K.- drukkerij, Madras 1911.

 

Asj. The Muhammadan Law of Marriage and Divorce, door Ahmad Sjukri.

 

Bai. Tafsîr al-Baidawî, door Qadî Baidawî, volgens de editie der Mudjtaba‘î

drukkerij, Delhi, 2 dln., 1326 n.H.

 

Bijbel. Verwijzingen naar verschillende boeken gescheiden op de gebruikelijke wijze.

 

Bosworth Mohammed and Mohammedanism, 3de editie, gedrukt en uitgegeven door

John Murray, Albermarle Street, London, 1889.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

*) In de verwijzingen naar Hadîth verzamelingen duidt het eerste cijfer het nummer van de Kitāb aan en het tweede het nummer van de bāb. In het geval van Hadîth verzamelingen, die niet in kitābs en bābs ingedeeld zijn, als ook in het geval van commentaren en andere boeken, wordt er verwezen naar de bladzijden, terwijl het Romeinse cijfer het deel aanduidt, wanneer een boek uit meer dan één deel bestaat.

 

Bq. * ) Kitāb al-Sunan van Abü Bakr Ahmad ibn al-Husain, gewoonlijk bekend als

Baihaqî.

 

Bu. Al-Sahîh al-Buchārî door al-Hafiz Abü ‘Abd-Allāh Muhammad ibn

Isma‘îl al-Buchārî.

 

D. Al-Musnad van Abü Muhammad ‘Abd-Allāh ibn ‘Abd al-Rahmān, gewoonlijk

bekend als al-Dārimî.

 

Denison, J. H. Emotion as the Basis of Civilization, New York, London, 1928 A.D.

 

DI. Hughes, Dicionary of Islām.

 

DjDj. *) Djam‘ al-Djawāmî, door Imām al-Hāfiz Djalāl al-Dîn Sayütî.

 

DjS. Djāmi‘ al-Saghir, door Imām al-Hāfiz Djalāl al-Dîn Sayütî, volgens de

editie gedrukt bij de Chalriyya drukkerij, Cairo, 2 dln.

 

Dm. The One Volume Bible Commentary, edited by J. R. Dummelow,

gedrukt bij Macmillan & Co. Ltd., 1913 A.D.

 

En.Br. Encyclopedia Britannica, 11de druk.

En. Is. The Encyclopedia of Islām, gedrukt en uitgegeven door E. T. Brill,

Leiden, Luzac & Co., London.

 

En.J. The Jewish Encyclopedia, uitgegeven door Funk & Wagnalls Co.,

(New York & London), 1904 A.D.

 

FA. Fiqh Akbar, door al-Imām al-A‘zam Abü Hanīfa al-Nu‘mān ibn Thābit

al-Küfî, uitgegeven door de Dār al-Kutub al-‘Arabiyyat al-Kubrā, Cairo.

 

FB. Fath al-Bā, door al-Hafiz Abu-l-Fadl Sjahāb al-Dîn Ahmad ibn ‘Alî,

volgens de editie gedrukt bij al-Mirîya- drukkerij, Cairo, 13 dln.

 

FBn. Fath al-Bayān fī Maqāsid al-Qur’ān, door Siddîq ibn Hasan ibn ‘Alî al-Buchārî,

volgens de editie gedrukt bij al-Mîrîya drukkerij, Cairo, 10 dln. 1301 n.H.

 

Ft. A. Fatāwā ‘Alamgîrî, gedrukt bij de Nawal Kisjore drukkerij, 4 dln.

 

Gibb, Prof. H.A.R. Whither Islām ? Londen, 1932.

H. Al-Hîdāya, door Abü al-Hasan ‘Alî ibn Abî Bakr, al-Marghînānî,

volgens de editie gedrukt bij de Curzon drukkerij, Delhi (dl. I) en

bij de Mudjtabā’î- drukkerij, Delhi (dl. II), 2 dln., 1914 A.D.

 

Hdj. Hudjdjat-Allāh al-Bāligha, door Sjāh Walī-Allāh, Muhaddath,

Dehlwî, Siddîqî drukkerij, Brailey, 1286 n.H.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

* ) Aanhalingen uit boeken, voorzien van een asterisk, zijn ontleend aan andere bronnen.

 

Hirschfeld, H. New Researches into the Composition and Exegesis of the Qoran,

uitgegeven door het Royal Asiatic Society, Londen 1902.

Ibn Djauzî. Fath al-Mughîth.

 

Ibn Hadjar. Nazhat al-Nazar Sjarh Nuchbat al-Fikr.

 

Idj-C. Djāmi‘ al-Bayān fī Tafsîr al-Qur’ān, door al-Imām Abü Dja‘far

Muhammad ibn Djarîr Tabarî, volgens de editie gedrukt bij

al-Maimana drukkerij, Cairo, 30 dln.

 

Idj-H. rich al-Umami wa-l-Mulük, door Abü Dja‘far Muhammad ibn

Djarîr Tabarî, volgens de editie gedrukt bij al-Husainiyya drukkerij,

Cairo, 12 dln.

 

IH. Al-Sîrat al-Nabawiyya, door Abü Muhammad ‘Abd al-Mālik ibn

Muhammad ibn Hisjām.

 

IK. Tafsîr Ibn Kathîr, door al-Hāfiz ‘Imād al-Dīn Abu-l-Fidā Ismā‘îl ibn ‘Umar

ibn Kathîr Qarsjî, volgens de editie gedrukt bij de Miriyya drukkerij, Cairo,

10 dln., 1300 n.H.

 

IM. Sunan van Abü ‘Abd-Allāh Muhammad ibn Yazīd ibn Mādja Qazwînî.

 

Is. Isāba fī Tamyîz al-Sahāba, door Sjahāb al-Dān Abu-l-Fadl Ahmad ibn ‘Alî,

volgens de editie gedrukt bij al-Sa‘āda drukkerij, Cairo, 4 dln., 1323 n.H.

 

Is.T. Kitāb al-Tabaqāt al-Kubrā, door Muhammad ibn Sa‘d, volgens de editie

gedrukt in Londen, 8 dln., 1322 n.H. De delen worden aangeduid door

kleine Romeinse cijfers.

 

It. Itqān fī Ulüm al-Qur-ān, door al-Imām Djalāl al-Dîn Sayütî, volgens de

editie uitgegeven door de Azhariyya drukkerij, Cairo, 2 dln., 1318 n.H.

 

K.A. Kasjf al-Asrār, door ‘Abd al-‘Azīz al-Buchāri.

 

K.U. Kanz al-‘Ummāl fī Sunani-l-Aqwāl-wa-l-Af‘āl, door Sjaich ‘Alā’ al-Dîn

al-Muttaqî ibn Hisām al-Dîn; het tweede cijfer duidt het nummer der

hadîth aan; volgens de editie gedrukt in Hyderabad Deccan, 1312 n.H.

 

L.A. Lisān al-‘Arab, door Imām Allāma Abu-l-Fadl Djamāl al-Dîn Muhammad

ibn Mukarram.

 

Lane, E. W. … Selections from the Holy Qurān.

 

LL. Arabic Englisch Lexicon, door E. W. Lane.

 

M. Al-Sahîh al_Muslim, door Imām Abü Husain Muslim ibn al-Hadjdjādj.

 

Ma. Muwattā, door Imām Mālik Abü ‘Abd-Allāh Mālik ibn Anas ibn ‘Amir,

gedrukt bij de Mudjtabā’î- drukkerij, Delhi, 1320 n.H.

 

Mau. Maudü‘āt, door Mullā ‘Alī Qārī, gedrukt bij de Mudjtabā’î drukkerij,

Delhi, 1315 n.H.

 

MD. Miftāh al-Sa‘āda, door Maulā Ahmad ibn Mustafā, gedrukt bij Dā’irat al-Ma‘ārif

al-Nizāmiyya, Hyderabad Deccan.

 

MF. Al-Mawāqif, door al-Qādī ‘Adud al-Dîn ‘Abd al-Rahmān ibn Ahmad, gedrukt bij

al-Sa‘āda drukkerij, Cairo, 8 dln.

MI. Maqālāt al-Islāmiyyīn, door Abu-l-Hasan Ismā‘îl ibn ‘Alî al-Asj‘arî.

 

MK. * ) Mustadrak van Hākim.

 

MM. Al-Misjkāt al-Masābîh, door Sjaich Walî al_Dîn Muhammad ibn ‘Abd-Allāh.

Het 3de nummer (in kleine Romeinse cijfers) duidt de fasl of paragraaf aan.

 

Mq. Muqaddama, door ‘Allāma ibn Chaldün ‘Abd al-Rahmān, gedrukt bij

al-Taqaddum drukkerij, Cairo, 1329 n.H.

Muir, Sir W. ... Life of Mahomet, uitgegeven door Smith Elder & Co., 1894.

 

ibid. ... ... The Caliphate.

 

N. Al-Nihāyā fī Gharîbi-l-Hadîthi wa-l-Āthār, door al-Mubārak ibn Muhammad

ibn Muhammad Djazrî, gewoonlijk Ibn Athîr genoemd.

 

NA. Nür al-Anwār, door Hāfiz Sjaich Ahmad, gedrukt bij de Mudjtabā’î drukkerij,

Delhi, 1331 n.H.

 

Ns. Sunan, van Abü ‘Abd al-Rahmān Ahmad ibn ‘Alī, al-Nasā‘î.

 

Palmer, E. H. ... The Qur’ān.

Q. ... ... Qāmüs, door ‘Allāma Sjaich Nasr al-Hurainî, gedrukt bij de Maimana

drukkerij, Cairo.

 

Qs. Irsjād al-Sārî, van Ahmad ibn Muhammad al-Chatîb al-Qastalānî, gedrukt

bij de Nawal Kisjore drukkerij, Cawnpore, 1284 n.H., 10 dln.

 

R. Al-Mufradāt fî Gharîbi-l-Qur’ān, van Imām Abu-l-Qāsim al-Husain ibn

Abu-l-Fadl al-Rāghib.

 

Rd. Radd al-Muhtār, door Sjaich Muhammad Amîn, gewoonlijk bekend als

Ibn ‘Åbidîn.

 

RI. The Religion of Islām, door F. A. Klein, gedrukt bij de S.P.C.K. drukkerij

Madras, 1906.

 

Rz. Al-Tafsîr-al-Kbabîr, door Muhammad Fachr al-Dîn Rāzî, gedrukt bij

al-‘Amira drukkerij, 1307 n.H., 8 dln.

 

Sale, G. Al-Koran.

 

Sell, The Rev. The Faith of Islām.

 

SH. Sjarh Dîwān Hamāsa, door Sjach Abü Zakariyya Yahyā ibn ‘Alî

al-Tabrezî, 4 dln.

 

TA. Tadj al-‘Arüs, door Abu-l-Faid Sayyid Mohammad Murtadā al-Husainî.

 

Tch. Tarîch al-Chula fā‘, door Sjaich Djalāl al-Dîn al-Sayütî, gedrukt bij de

Landsdrukkerij, Lahore, 1870 A.D.

 

Torrey, C. C. ... The Jewish Foundations of Islām, New York 1933.

 

Tr. Al-Djāmi‘ al-Tirmidhī, door al-Imām al-Hāfiz Abü ‘Isā Muhammad ibn ‘Isā.

 

Tr. Is. ... ... Traditions of Islām, door Alfred Guillaume, gedrukt bij de Clarendon

drukkerij, Oxford, 1924 A.D.

 

Z. Al-Sjarh ‘ala-l-Mawāhib al-Laduniyya, door ‘Allāma Muhammad ibn

‘Abd al-Bāqī al-Zurqānî, 8 dln.

 

ZM. Zād al-Ma‘ād, door ‘Allāma Sjams al-Dīn Abü ‘Abd al-Mālik, gewoonlijk bekend

als Ibn Qayyim, gedrukt bij de Maimaniyya drukkerij, Cairo, 1300 n.H.

 

INLEIDING

 

Islām en niet Mohammedanisme.

 

Het allereerste punt, dat bij de bespreking van de religie 1 van de Islām moet worden opgemerkt, is, dat de naam van het stelsel niet Mohammedanisme is, zoals algemeen in het Westen wordt verondersteld, maar Islām. Mohammad (s.a.w.) was de naam van de Heilige Profeet, (s.a.w.) door wie die religie werd geopenbaard. Westerse schrijvers noemen het Mohammedanisme naar hem, naar analogie van zulke namen als Christendom, Boeddhisme, leer van Conficius en dergelijke, maar de naam Mohammedanisme, die Westerse schrijvers aan die religie hebben gegeven, was de belijders er van absoluut onbekend en is in de Heilige Qoer-ān noch in de gezegden van de Heilige Profeet (s.a.w.) aan te treffen. Er wordt in de Heilige Qoer-ān duidelijk gezegd, dat de naam van het stelsel Islām 2 Is en dat degenen die het stelsel volgen, Moeslims heten 3. Wel verre van genoemd te zijn naar zijn stichter, wordt de stichter zelf een Moeslim genoemd 4. Inderdaad wordt er in de Heilige Qoer-ān van ieder profeet gesproken als een Moeslim 5, waarmede wordt aangetoond, dat de Islām de ware religie is voor het gehele mensdom. De verscheidene profeten toch waren de predikers van die religie onder verschillende volkeren in verschillende tijden en de Heilige Profeet Mohammad (s.a.w.) was de laatste en volmaaktste vertolker daarvan.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. Het Arabische woord voor religie is dîn of milla. De grondbetekenis van het eerste is gehoorzaamheid en vergelding en die van het laatste voorschrijven. Milla heeft inzonderheid betrekking op de profeet, door wie de religie wordt geopenbaard en dîn op de enkeling, die haar volgt (R.) Een ander woord voor religie is madhhab, dat in de Heilige Qoer-ān niet gebezigd wordt. Het is afgeleid van het grondwoord dhahaba, d.i. hij ging, en madhhab betekent: een weg, die men volgt met betrekking tot leer en praktijk in de religie, of een mening nopens religie (LL.). Volgens sommige autoriteiten wordt het verschil tussen de drie woorden aldus uitgedrukt: dîn met betrekking tot Allāh, Die haar openbaart; milla met betrekking tot de profeet, door wie zij geopenbaard wordt, en madhhab met betrekking tot de mudjtahid, die haar uitlegt. Het woord madhhab, zoals het in het Urdoe of Perzisch gebezigd wordt, heeft echter de ruimere betekenis van religie

2. "Dezen dag heb Ik voor u lieden uw religie volmaakt en Mijn gunst over u lieden voltooid en voor u lieden de Islām als religie gekozen" (5: 3). "Waarlijk, de ware religie is bij Allāh de Islām" (3: 18).

3. "Hij heeft u lieden tevoren en hierin Moeslims genoemd" (22: 78), waar tevoren betrekking heeft op de voorspellingen en hier op de Heilige Qoer-ān.

4. "En ik ben de eerste der Moeslims" (6: 164).

5. "En hetzelve beval Abraham zijn zonen en (dat deed) Jacob (ook): O mijn zonen! Waarlijk, Allāh heeft de religie voor u lieden gekozen; sterft derhalve niet, tenzij gij lieden Moeslims zij" (2: 132). "Waarlijk, Wij openbaarden de Thora, waarin leiding en licht waren; daarmede richten de profeten, die zich (aan Allāh) onderwierpen (aslamü), (zeker) voor degenen, die Joden waren" (5: 44).

 

Betekenis van de naam Islām.

 

De Islām geniet onder de grote wereldgodsdiensten de onderscheiding, een naam te hebben met een betekenis – een naam, die op zijn eigenlijk wezen wijst. De grondbetekenis van het woord Islām is de vrede ingaan 1, en een Moeslim is hij, die zich met Allāh en de mens verzoent. Vrede met Allāh betekent: volkomen onderwerping aan Zijn wil, en vrede met de mens is niet alleen zich onthouden van een ander kwaad of onrecht te doen, maar ook hem goeddoen; en deze beide gedachten komen in de Heilige Qoer-ān zelf tot uitdrukking als het eigenlijk wezen der religie van de Islām: "Ja, wie zich geheel aan Allāh onderwerpt (aslama) en de weldoener is van anderen, heeft zijn beloning van zijn Heer, en er is geen vrees voor hem, noch zal hij treuren" (2: 112). Islām is dus reeds in de aanvang de religie des vrede en zijn twee grondleerstukken, de Éénheid Allāh’s en de éénheid of broederschap van het menselijk ras, leveren het stellige bewijs, dat hij aan zijn naam getrouw is. Er wordt niet alleen gezegd, dat de Islām, gelijk wij er boven reeds op wezen, de ware religie van alle profeten Allāh’s is, maar ook de onwillekeurige maar volkomen onderwerping aan Goddelijke wetten, die men in de natuur kan waarnemen, wordt door hetzelfde woord aslama aangeduid. Deze ruimere betekenis handhaaft men ook in het strikt wettelijke gebruik van het woord, want volgens de wet heeft Islām tweeërlei betekenis: een geloofsbelijdenis zonder meer – een verklaring die men aflegt, dat niets verdient te worden aangebeden behalve Allāh en dat Mohammad (s.a.w.) de Gezant van Allāh is –, en een volkomen onderwerping aan de Goddelijke wil, die slechts door geestelijke volmaking bereikt kan worden 2. De persoon, die de religie van de Islām zonder meer aanneemt, de blote beginneling, is dus een Moeslim, evengoed als hij, die zich volkomen aan de Goddelijke wil onderwerpt en al de Goddelijke geboden ten uitvoer brengt, door zijn begeerten aan de wil van Allāh te onderwerpen.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. Islām betekent: de salm ingaan, en salm en silm betekenen beide: vrede (R.). deze beide woorden worden in de Heilige Qoer-ān zelf in de zin van vrede gebezigd, waarvoor zie 2: 208 en 8: 61.

2. "De Islām bestaat volgens de wet uit twee soorten: een er van is een belijdenis zonder meer met de tong … al of niet vergezeld van geloof (imān of ware verandering) in het hart …. De andere staat boven het geloof (imān) en betekent, dat er, met de belijdenis, geloof (imān of ware verandering) in het hart is en een vervulling in de praktijk, en overgave aan Allāh in al wat Hij teweegbrengt of beschikt" (R.).

 

Plaats van de Islām onder de wereldgodsdiensten.

 

Islām is de laatste der grote godsdiensten, de laatste der machtige bewegingen, die een omwenteling in de wereld en een verandering in het lot der volkeren hebben teweeggebracht. Maar hij is niet alleen laatste godsdienst; hij is ook een alles omvattende godsdienst, die alle godsdiensten in zich begrijpt, welke daaraan voorafgingen, en een van zijn meest opvallende kenmerken is, dat hij van zijn volgelingen eist te geloven, dat alle grote wereldgodsdiensten, die daaraan voorafgingen, door Allāh geopenbaard zijn. Het is een grondbeginsel van de Islām, dat een Moeslims ook geloven moet in al de profeten, die vóór de Heilige Profeet Mohammad (s.a.w.) werden verwekt:

"En die in datgene geloven, wat tot u is geopenbaard en datgene wat vóór u werd geopenbaard" (2:4).

"Zegt: Wij geloven in Allāh en (in) hetgeen tot ons is geopenbaard en (in) hetgeen tot Abraham en Ismaël en Izak en Jacob en de stammen werd geopenbaard en (in) hetgeen aan Mozes en Jezus werd gegeven, en (in) hetgeen aan de profeten van hun Heer werd gegeven; wij maken geen onderscheid tussen wie ook van hen" (2: 136).

"De Gezant gelooft in hetgeen tot hem van Zijn Heer is geopenbaard en (dat doen) de gelovigen; zij allen geloven in Allāh en Zijn engelen en Zijn boeken en Zijn gezanten: wij maken geen onderscheid tussen wie ook van Zijn gezanten" (2:285).

Een Moeslim gelooft dus niet alleen in de Heilige Profeet Mohammad, (s.a.w.) maar ook in alle andere profeten. En profeten werden, volgens de duidelijke leerstellingen van de Heilige Qoer-ān, onder alle volkeren verwekt: "En er is geen volk, of een waarschuwer is onder hen geweest" (35: 24). Een Moeslim is derhalve iemand, die in de profeten en Schriften van alle volkeren gelooft. Een Jood gelooft slechts in de profeten Israël; een Christen gelooft in Jezus Christus en in mindere mate ook in de profeten Israël; een Boeddhist in Boeddha; een volgeling van Zoroaster in Zoroaster; een Hindoe in de profeten, verwekt in Voor India; een Confucianisme in Conficius; maar een Moeslim gelooft in al deze profeten en ook in Mohammad, (s.a.w.) de laatste der profeten. Islām is derhalve een alomvattende godsdienst, waarin alle wereldgodsdiensten begrepen zijn; en evenzo wordt er van zijn Heilige Boek, de Heilige Qoer-ān, gesproken als een vereniging van al de Heilige Schriften der wereld: "Reine bladen, waarin alle rechte boeken zijn" (98: 2, 3).

Er is nog één kenmerk van de Islām, dat hem een bijzondere plaats onder de godsdiensten geeft. Behalve dat hij de laatste wereldgodsdienst en een alles omvattende godsdienst is, is hij de volmaaktste uitdrukking van de Goddelijke wil. De Heilige Qoer-ān zegt: "Dezen dag heb Ik voor u lieden uw religie volmaakt en Mijn gunst over u lieden voltooid en voor u lieden de Islām als religie gekozen" (5: 3). Het religieus bewustzijn van de mens heeft zich, evenals elke andere bewustzijnsvorm, door de eeuwen heen langzaam en geleidelijk ontwikkeld, en de openbaring der grote Waarheid van boven werd zo in de Islām tot volkomenheid gebracht. Op deze grote waarheid doelen de volgende woorden van Jezus Christus: "Nog vele dingen heb ik u te zeggen, doch gij kunt die, nu niet dragen. Maar wanneer die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, hij zal u in al de waarheid leiden" (Joh. 16: 12, 13). De grote zending van de Islām is dus vrede in de wereld teweeg te brengen door een broederschap van alle wereldgodsdiensten te stichten; al de religieuze waarheden, begrepen in de vroegere religiën, bijeen te brengen; haar van haar onjuistheden te zuiveren en het ware van het valse te schriften; de eeuwige waarheden te prediken, die te voren niet gepredikt waren vanwege de bijzondere omstandigheden, waarin enig ras of enige samenleving in de eerste stadiums hare ontwikkeling verkeerde, en ten laatste, in al de zedelijke en geestelijke behoeften van een zich steeds ontwikkelende mensheid te voorzien.

 

Nieuwe betekenis aan religie gegeven.

 

Met de komst van de Islām heeft de religie een nieuwe betekenis gekregen. In de eerste plaats moet zij niet worden behandeld als een dogma, dat men moet aannemen, als men aan de eeuwige verdoemenis wil ontkomen, maar als een wetenschap, gegrond op de universele belevenis van het mensdom. Het is niet dit of dat volk, dat de gunsteling van Allāh wordt en Goddelijke openbaring ontvangt; integendeel, openbaring wordt als een noodzakelijke factor in de ontwikkeling van de mens erkend. Terwijl zij in haar laagste vorm de universele belevenis van het mensdom is, is zij daarom in haar hoogste vorm, als profetische openbaring, een Goddelijke gave geweest, die aan alle volkeren der wereld is geschonken. En de gedachte aan het wetenschappelijke in de religie is verder versterkt door haar leerstukken voor te stellen als beginselen van daden. Er is niet één godsdienstig leerstuk, dat niet tot grondslag van een daad wordt gemaakt, tot ontwikkeling van de mens naar steeds hogere trappen des levens.

In de tweede plaats is het gebied der religie niet tot de andere wereld beperkt. Veeleer heeft zij vooral te maken met dit leven en met het feit, dat de mens, door een rechtschapen leven hier op aarde te leiden, zich bewust kan worden van een hoger bestaan. En zo komt het, dat de Heilige Qoer-ān een grote verscheidenheid van onderwerpen behandelt, die van invloed zijn op ’s mensen leven hier beneden. Hij handelt niet alleen over de wijze van devotie, over de vormen waarin het Goddelijke Wezen wordt aangebeden, over de middelen om tot gemeenschap met Allāh te komen, maar ook – en meer in bijzonderheden – over de problemen der wereld om ons heen, vraagstukken betreffende de verhouding tussen de enen mens en de andere, zijn maatschappelijk en staatsburgerlijk leven, de instelling van het huwelijk, de huwelijksontbinding en het erven, de verdeling van het vermogen en de verhouding tussen kapitaal en arbeid, de rechtsbedeling, militaire organisatie, vrede en oorlog, staatsfinanciën, schulden en contracten, regels voor de dienst van het mensdom en zelfs van de stomme schepping, wetten ten dienste van de armen, de wezen en de weduwen, en honderden andere aangelegenheden, waarvan het rechte verstand de mens in staat stelt een gelukkig leven te leiden. Hij stelt regels vast niet alleen voor de ontwikkeling van de enkeling, maar ook voor die der maatschappij als geheel, van het volk en zelfs van het mensdom. Hij laat het volle daglicht schijnen op vraagstukken betreffende de onderlinge betrekking tussen individuen, zowel als tussen de verschillende stammen en volken, waarin het mensdom is verdeeld. En als deze regels en wetten worden tot werkelijkheid gemaakt door een geloof in Allāh. Hij bereidt de mens wel is waar voor, voor een ander leven, maar zulks alleen door hem bekwamen te maken om zich in dit leven staande te houden.

Religie is een kracht in de zedelijke ontwikkeling van de mens.

 

De vraag die tegenwoordig elk gemoed beroert, is of religie bij slot van rekening noodzakelijk is voor het mensdom. Een vluchtige blik op de geschiedenis der menselijke beschaving nu zal aantonen, dat religie de voornaamste kracht is geweest in de ontwikkeling van het mensdom tot zijn tegenwoordige toestand. Dat al het goede en edele in de mens door geloof in Allāh is ingegeven, is een waarheid, waarop zelfs een godloochenaar wellicht niet zou vitten. Ene Abraham, ene Mozes, ene Christus, ene Boeddha, ene Mohammad, (s.a.w.) ieder heeft op zijn beurt en tot op de hoogte, die hij heeft bereikt, de hele geschiedenis van het menselijk ras veranderd en het uit diepten van ontaarding verheven tot ongedroomde hoogten van zedelijke grootheid. Het zijn de leerstellingen van dezen of dien groten profeet, die de mens in staat hebben gesteld zijn lagere natuur te overwinnen en zich de edelste idealen van onbaatzuchtigheid en de dienst der mensheid voor ogen te stellen. Bestudeer de edele gevoelens, die de mens tegenwoordig bezielen, en gij zult bevinden, dat zij voortgesproten zijn uit de leerstellingen en het voorbeeld van de een of andere wijze, die een diep geloof had in Allāh en door wie het zaad des geloof in de harten van anderen werd gezaaid. Indien de zedelijke en ethische ontwikkeling van de mens tot zijn tegenwoordige toestand aan één oorzaak toe te schrijven is, dan is het aan religie. Het mensdom moet nog te weten komen, of de verheven emoties, die de mens tegenwoordig bezielen, na een of twee geslachten van goddeloosheid nog zullen bestaan, en welke gevoelens het materialisme met zich zal meebrengen. Naar het zich laat aanzien, moet de heerschappij van het materialisme noodzakelijk de overheersing der zelfzucht medebrengen; want het pasklaar gemaakte plan voor de gelijke verdeling van vermogen zal niet ingeven de edele gevoelens, die tegenwoordig de trots van de mens zijn en die eeuwen van religie zijn eigenlijk wezen hebben ingeprent. Indien de sanctie der religie tegenwoordig verwijderd wordt, zal de onwetende massa – en de massa moet altijd onwetend blijven, ook al kan zij een beetje lezen en schrijven – langzamerhand natuurlijk, tot een toestand van barbaarsheid terugzinken, terwijl zelfs degenen, die zich boven het gewone niveau verheven achten, de bezieling tot edele en verheven idealen, die slechts geloof in Allāh kan geven, niet langer zullen voelen.

 

Islām als grondslag van een blijvende beschaving.

 

De menselijke beschaving, zoals die tegenwoordig is, is feitelijk – of het denkbeeld haar aanstaat of niet – op de religie gegrond. De religie heeft een toestand van beschaving mogelijk gemaakt, die de menselijke samenleving herhaaldelijk voor verbrokkeling heeft behoed. Spoor haar geschiedenis bij alle volkeren na, en gij zult bevinden dat er, telkens wanneer zij begon te wankelen, steeds een nieuwe religieuze aandrift klaar was om haar voor volslagen ondergang te behoeden. Niet alleen dat een beschaving, die enige aanspraak op duurzaamheid maakt, slechts op een zedelijke grondslag kan rusten en dat ware en verheven zeden slechts door geloof in Allāh worden ingegeven, maar zelfs de eenheid en samenhang van tegen elkaar strijdende elementen der menselijke samenleving, zonder welke enige beschaving onmogelijk voor een dag kan blijven bestaan, worden het best teweeggebracht door de verenigende macht der religie.

Er wordt vaak beweerd, dat religie aansprakelijk is voor veel haat en bloedvergieten in de wereld, maar een vluchtige blik op de geschiedenis der religie zal aantonen, dat dit een schromelijke misvatting is. Liefde, eendracht, medegevoel, welwillendheid jegens medemensen waren de boodschap van iedere religie, en ieder volk leerde deze volstrekt noodzakelijke lessen in haar ware zuiverheid slechts door de geest der onbaatzuchtigheid en dienst, die geloof in Allāh inblies. Indien er al baatzucht, haat en bloedvergieten waren, zij waren er in weerwil van de religie en niet als gevolg van de boodschap der liefde, die de religie bracht. Zij waren er, omdat de menselijke natuur te zeer tot die dingen geneigd is; en het voorkomen er van toont slechts aan, dat een nog grotere religieuze ontwaking nodig is, dat een waarachtiger geloof in Allāh nog een schreiende behoefte van het mensdom is. Dat mensen soms lage en onwaardige dingen bedrijven, toont niet aan, dat de edeler gevoelens waardeloos zijn; daar blijkt slechts uit, dat de ontwikkeling er van een dringender noodzakelijkheid is geworden.

 

Islām als de grootste verenigende macht ter wereld.

 

Indien éénmaking de ware grondslag der menselijke beschaving is, waarmee ik niet bedoel de beschaving van één land, maar van het mensdom als geheel, dan is de Islām ongetwijfeld de grootste beschavende macht, die de wereld ooit heeft gekend of waarschijnlijk zal kennen. Dertien eeuwen geleden was het de Islām, die het er voor behoedde in een afgrond van barbaarsheid te smoren; die een beschaving te hulp kwam, welker grondslagen ondermijnd waren, en die een nieuwen grondslag begon te leggen en een volkomen nieuw gebouw van cultuur en zedenleer begon te stichten. Een nieuw denkbeeld der eenheid van het menselijk ras als geheel, niet van de denkbeeld der eenheid van het menselijk ras als geheel, niet van de eenheid van dit of dat volk, werd in de wereld ingevoerd, zo machtig een denkbeeld, dat het volkeren aaneensmeedde, die sinds het ontstaan der wereld tegen elkaar oorlog voerden en elkaar haatten. Het was niet alleen in Arabië, onder de eeuwig twistende stammen van slechts één schiereiland, dat dit grote "wonder", gelijk een Engelse schrijver het noemt, verricht werd 1 – een wonder, bij welks belangrijkheid alles in het niet verzinkt. Niet alleen bond het de tegen elkaar strijdende stammen van één land hecht samen, maar het stichtte ook een broederschap van alle volkeren der wereld en verenigde zelfs degenen, die niets met elkaar gemeen hadden, behalve hun gemeenschappelijke mensheid. Het deed verschillen ik kleur, ras, taal, geografische grenzen en zelfs cultuurverschillen verdwijnen. Het verenigde de enen mens met de anderen als zodanig, en de harten degenen in het verre oosten begonnen in harmonie te kloppen met de harten degenen in het verste westen. Inderdaad bleek het niet alleen de grootste, maar ook de enige kracht te zijn, die de mensen verenigde, want, terwijl het de anderen godsdiensten slechts gelukt was de verschillende elementen van één enkel ras te verenigen, was de Islām werkelijk er in geslaagd vele rassen te verenigen en had hij de tegen elkaar strijdende en onenige elementen van het mensdom tot harmonie gebracht. Welk een grote kracht het was bij het herstel van de mens in zijn verloren beschaving, wordt door een schrijver van de laatste tijd bevestigd 2:

"In de vijfde en zesde eeuw stond de beschaafde wereld op de rand van een chaos. De oude emotionele culturen, die beschaving mogelijk hadden gemaakt, aangezien zij de mensen een gevoel van eenheid en eerbied voor hun regeerders hadden gegeven, waren ten gronde gegaan en men had niets gevonden, geschikt om haar plaats in te nemen… ".

"Het scheen toen, dat de grote beschaving, voor welker opbouw vier duizend jaren nodig waren geweest, de ontbinding nabij was en dat het mensdom waarschijnlijk tot die toestand van barbaarsheid zou terugkeren, waarin elke stam en groep tegen de naaste was en orde en recht onbekend waren …. De oude op de stam betrekking hebbende sancties hadden haar macht verloren …. De nieuwe door het Christendom geschapen sancties brachten verdeeldheid en verderf teweeg in- stede van eenheid en orde …. De beschaving stond, als een reusachtige boom, welks loof zich tot buiten de wereld had uitgestrekt …. Te wankelen …. Door en door rot …. Was er een emotionele cultuur, die ingevoerd zou kunnen worden om het mensdom wederom tot eenheid te brengen en om de beschaving te redden?" (blz. 265 – 268).

En daarna van Arabië sprekende, zegt de geleerde schrijver:

"Onder deze mensen werd de man geboren, die de gehele bekende wereld van oost en zuid zou verenigen" (blz. 269).

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. "Een meer verdeeld volk zou moeilijk te vinden zijn, tot plotseling het wonder plaats greep! Een man stond op, een man, die door zijn persoonlijkheid en zijn aanspraak op rechtstreekse Goddelijke leiding werkelijk het onmogelijke tot stand bracht – nl. de vereniging van al deze tegen elkaar strijdende partijen" (The Ins and Outs of Mesopotamia, blz. 99).

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

2. Emotion as the Basis of Civilization, door J. H. Denison.

 

Islām als de grootste geestelijke macht ter wereld.

 

De Islām legde dus de grondslag tot de éénmaking van het mensdom, waarvan geen andere hervormer of religie ooit heeft gedroomd; tot een broederschap van mensen, die geen scheiding van kleur, ras, land, taal of zelfs van rang kennen; tot de eenheid van het menselijk ras, waarboven het menselijk begrip niet kan gaan. Hij erkent niet alleen de gelijkheid der burgerlijke en staatkundige rechten der mensen, maar ook die hunner geestelijke rechten. "Alle mensen zijn één volk" (2: 213) is zijn grondleerstuk, en om die reden erkent hij, dat elk volk de geestelijke gave der openbaring heeft ontvangen. Maar het stichten van een reusachtige broederschap van alle mensen is niet het enige, wat hij tot stand heeft gebracht. Even groot is de ongeëvenaarde verandering, die de Islām in de wereld heeft teweeggebracht; want de Islām heeft bewezen, dat hij een geestelijke macht is, de gelijke waarvan het menselijk ras nooit heeft gekend. De wonderbaarlijke verandering van wereldtoestanden bracht hij teweeg in een ongelooflijk klein tijdsbestek. Hij vaagde de laagste vormen van bijgeloof, de schromelijks onwetendheid, de grove onzedelijkheid, de slechte eeuwenheugende gewoonten in minder dan een kwart eeuw weg. Dat zijn geestelijke overwinningen weergaloos zijn in de geschiedenis, is een onloochenbaar feit, en wegens deze ongeëvenaarde geestelijke verandering, die de Heilige Profeet Mohammad (s.a.w.) heeft teweeggebracht, wordt hij erkend als de "Voorspoedigste van alle profeten en godsdienstige persoonlijkheden" (En. Br., Art. Koran).

Islām biedt een oplossing van de grote wereldprobleem.

 

De Islām heeft aanspraak op de aandacht van iedere denker, niet alleen omdat hij de meest beschavende en de grootste geestelijke macht ter wereld is, maar ook omdat hij een oplossing van de meest verbijsterende problemen biedt, waartegenover het mensdom tegenwoordig staat. Het materialisme, dat in moderne tijden het ideaal van het mensdom is geworden, kan nimmer vrede en onderling vertrouwen onder de volkeren der wereld teweegbrengen. Het is het Christendom reeds niet gelukt, het rassen – en kleurenvoordeel weg te nemen. De Islām is de enige macht, die er reeds in geslaagd is die verschillen te niet te doen en alleen door de Islām kan dit grote probleem der moderne wereld worden opgelost. De Islām is vóór alles een internationale godsdienst en slechts voor het grootste internationale ideaal van de Islām, het ideaal der gelijkheid van alle rassen en der eenheid van het menselijk ras, kan de vloek van het nationalisme, dat voor de beroeringen der oude en moderne wereld aansprakelijk was en is, worden weggevaagd. Maar zelfs binnen de grenzen van een volk of land kan er geen vrede zijn, zolang een juiste oplossing van de grote problemen betreffende het vermogen en de sekse niet wordt gevonden.

Europa is, wat het vermogensprobleem betreft, tot beide uitersten vervallen, tot het kapitalisme en het Bolsjewisme. Er bestaat de neiging of om het vermogen tot de grote kapitalisten samen te trekken, of om door gemeenschap van vermogen de vadsige en de nijvere op één hoogte te brengen. De Islām biedt de juiste oplossing door de arbeider het loon voor zijn arbeid te verzekeren, groot of klein, naargelang van de innerlijke waarde van het werk, en ook door de arme een aandeel in het vermogen van de rijke toe te wijzen. Terwijl de eigendomsrechten in hun volste zin gehandhaafd worden, wordt er dus een regeling getroffen tot gelijkmaking van toestanden, door een deel van het vermogen der rijken te nemen en het onder de armen uit te delen, volgens het beginsel der zakāt, en ook door een min of meer gelijke verdeling van eigendom onder erfgenamen na de dood van de eigenaar. Zo zegt H. A. R. Gibb vóór het slot van Whither Islām:

"In de westelijke wereld bewaart de Islām nog altijd het evenwicht tussen overdreven tegenstellingen. Daar hij evenzeer tegen de anarchie van het Europese nationalisme als tegen de organisatie van het Russische communisme is, is hij nog niet bezweken voor die kwelling der economische zijde van het leven, welke kenschetsend is zowel voor tegenwoordig Europa als voor tegenwoordig Rusland. Zij sociale zedenleer is bewonderenswaardig opgesomd door prof. Massignon: ,De Islām heeft de verdienste, de gelijkheidsgedachte voor te staan, dat iedere burger een tiende tot de geldmiddelen der gemeenschap bijdraagt; hij staat vijandig tegenover onbeperkte wisseling, tegenover bank- kapitaal, staatsleningen, indirecte belastingen op allernodige voorwerpen, maar houdt zich aan de rechten van de vader en de echtgenoot, aan het privaatbezit en aan handelskapitaal. Ook hier houdt hij het middel tussen de leer van het bourgeois kapitalisme en het Bolsjewistisch communisme’ (blz. 378 – 379).

Evenzo is de oplossing van het seksueel vraagstuk, die de Islām biedt, de enige die het gezin een definitieve vrede kan verzekeren. Er is noch de vrije liefde, die alle banden der sociale verhoudingen losmaakt, noch de onverbreekbaar hand tussen man en vrouw, die menig huis in een ware hel verandert. En door deze en honderd andere vraagstukken, die de menselijke geest tegenwoordig verbijsteren, op te lossen kan de Islām, zoals zijn naam alleen reeds aanduidt, het menselijk ras waren vrede brengen.

Misvattingen die aan de anti religieuze beweging ten gronde liggen.

 

De anti religieuze beweging, die in Rusland wortel heeft geschoten, berust op een misvatting aangaande de aard der religie van de Islām. De drie voornaamste bezwaren zijn:

(1). Dat godsdienst het tegenwoordige maatschappelijke stelsel helpt handhaven, hetwelk als vrucht het kapitalisme heeft afgeworpen, met een daaruit voortvloeiend vernietiging van de aspiraties der armen.

(2). Dat hij de mensen onderworpen houdt aan bijgeloof en dus de vooruitgang der wetenschappen belemmert.

(3). Dat hij hun om hun behoeften leert bidden, in stede van er voor te werken, en hen op dusdanige wijze vadsig maakt. 1

Wat de Islām betreft, zijn de feiten volkomen in strijd met deze bewerkingen. De Islām kwam als vriend der armen en behoeftige, en inderdaad heeft hij een opheffing van de armen tot stand gebracht, die weergaloos is in de geschiedenis. Hij verhief mensen op de laagste sporten der maatschappij tot de hoogste rangen des levens, hij maakte slaven niet alleen tot leiders op het gebied van het denken en het intellect, maar ook werkelijk tot koningen. Zijn maatschappelijk stelsel is er een van gelijkheid, die bij enig ander volk of in welke andere maatschappij ook volkomen ondenkbaar is. Hij stelt als een der grondbeginselen der religie vast, dat de armen recht hebben op het vermogen der rijken, en recht dat uitgeoefend wordt door de Staat, die jaarlijks het veertigste deel van het door de rijken vergaard vermogen verzamelt om het onder de armen uit te delen.

Wat betreft de tweede bewering, dat godsdienst de vooruitgang der wetenschappen tegengaat, is zij, wat de Islām aangaat, evenzeer van waarheid ontbloot. De Islām gaf de stoot aan wetenschap in een land, dat nooit een zetel der wetenschap was geweest en dat in diepten van bijgeloof was gezonken. Zelfs reeds tijdens het kalifaat van ‘Oemar (r.a.) nam de Islamitische Staat de zorg voor het onderwijs van het volk op zich, terwijl de Moeslims de fakkel der wetenschap naar elk land droegen, waar zij staatkundig overwicht kregen – als gevolg van de verovering der Moeslims verrezen overal scholen, academiën en hogescholen – en het is geen overdrijving, maar de blote waarheid te zeggen, dat door de Islām de renaissance in Europa tot stand kwam.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1.) Zoals zij opgesomd zijn in Emotion as the Basis of Civilization, blz. 506.

 

De derde bewering, dat godsdienst de mensen ledig doet zitten door hun te leren bidden, wordt ook door de geschiedenis van de Islām gelogenstraft. Niet alleen leert de Heilige Qoer-ān de mensen, hun uiterste best te doen om succes in het leven te behalen en bepaalt hij in duidelijke bewoordingen, dat "de mens niets zal hebben dan datgene, waarnaar hij streeft" (53: 39), maar hij maakte ook het meest veronachtzaamde volk ter wereld, de Arabieren, werkelijk tot een volk van eerste overwinnaars in alle fasen van het leven. En deze grote omwenteling werd slechts teweeggebracht door in hen een begeerte naar werk op te wekken en een lust om zich flink in te spannen. De Islām leert de mens bidden – niemand zal dat betwisten; maar het gebed dient om hem, in plaats van leeg te doen zitten, juist geschikt te maken voor een nog harder strijd en om die strijd vol te houden in weerwil van mislukking en teleurstelling, door zich te wenden tot Allāh, de Bron van alle kracht. In de Islām is het gebed dus slechts een prikkel tot werken en geen hinderpaal.